Wim & José Goossens
De loods bij het huis van Wim en José is, op wat opslag van Isogroen na, leeg. Tot 2012 stond ‘ie vol met champignons. Wim en José hebben namelijk dertig jaar een champignonkwekerij gehad. Omdat ze geen opvolgers hadden, besloten ze ermee te stoppen. Het was hun zoon Koen die een isolatiebedrijf wilde beginnen. “Toen zeiden wij: ‘misschien is dat ook wel iets voor ons’”, vertelt José. En dus begonnen ze met z’n drieën Isogroen.
Nieuwe uitdaging
“In het begin was het spannend, de isolatiebranche was een onbekende wereld voor ons”, vertelt Wim. “En we hadden wel een flinke investering gedaan”, vult José aan. Na een succesvol bedrijf met hun champignons, moesten ze dus weer opnieuw een bedrijf opbouwen. “Ik heb veel familie met vakkennis waar ik veel van heb geleerd. In het begin hebben we veel op de beurs gestaan, dat levert veel klanten op”, legt Wim uit.
De taken zijn goed verdeeld tussen de drie. Wim meet alles op bij nieuwe opdrachten, José doet de administratie en planning en Koen isoleert de huizen samen met twee werknemers. “Daarom werkt het zo goed bij ons”, vertelt José. “We staan dicht bij de klanten omdat we een klein bedrijf zijn. Dat willen we ook blijven.”
Generatieverschil
Ondanks dat Koen natuurlijk een stuk jonger is dan zijn ouders, leren ze veel van elkaar. “Koen werkt slim en veel efficiënter", legt Wim uit. “Ik denk dat je altijd lichamelijk in beweging moet zijn, maar je kunt veel beter de situatie bekijken om te bepalen hoe je iets het makkelijkst aan kunt pakken.” De andere twee kinderen van Wim en José zijn trouwens ook echte ondernemers. “Al onze kinderen zijn op hun 21e met hun eigen bedrijf begonnen”, vertelt Wim.
Pure passie
Het handelen, een bedrijf runnen, is wat het werk voor Wim zo mooi maakt. “Dat zit in mijn bloed. Mijn hart ligt bij de champignons, dat heb ik dertig jaar gedaan”, vertelt hij. “Maar ik ga voor de passie. Ik ben nu honderd procent voor Isogroen.” Over een paar jaar kunnen ze met pensioen. Tenminste, als ze willen. “Ja, ik wil dat wel”, beaamt José. Maar Wim ziet dat nog niet zo zitten. “Zolang ik goed kan werken, wil ik dat ook blijven doen.”